Met het oog van de camera (2)

Standvogels

Niet alleen buitenshuis, maar ook van binnenuit heb ik het afgelopen half jaar af en toe de camera ter hand genomen. Een voedertafel met zonnepitten, netjes met pinda’s en een potje vogelpindakaas werken als een magneet op vogels die, zeker in het koude halfjaar waarin de periodes met daglicht korter zijn, permanent op zoek zijn naar voedsel.

Altijd present zijn Pimpelmezen en Koolmezen.

Opvallend zonlicht draagt ertoe bij dat de zwarte ogen van Koolmezen nog zichtbaar zijn in hun donkere petje.

Gaaien zijn altijd op hun hoede en buitenshuis moeilijk te benaderen. Ook als ze achter het glas mijn bewegingen opmerken zijn ze snel vertrokken. Desondanks lukt het me ze af en toe gedetailleerd te portretteren.

Het zijn vooral de pinda’s die een grote aantrekkingskracht op Gaaien uitoefenen.

Turkse Tortels zijn vooral geïnteresseerd in de zonnepitten op de voedertafel.

Bij gunstige belichting valt de diep donkerrode kleur van de ogen pas op.

Ook Houtduiven schuwen mijn tuin niet.

Als ik fruitrestanten op de voedertafel leg schuift bij tijd en wijle het echtpaar Merel aan.

Huismussen, een Roodborst en Ringmussen zijn vaste gasten in deze periode, al vertrekt de Roodborst weer in de loop van het voorjaar. Ringmussen tonen hun interesse voor de nestkasten. Ze brengen er tegenwoordig jaarlijks meerdere broedsels groot. Vanuit mijn slaapkamer zie ik in de Esdoorn een paartje de omgeving inspecteren..

De twee Roodborsten hieronder laten het verschil tussen najaar en voorjaar zien. De linker overwintert in mijn tuin en is misschien afkomstig uit noordelijke streken. De rechter is teruggekeerd in zijn broedgebied en geeft luid zingend in een poging een vrouwtje te versieren blijk van zijn aanwezigheid.

Een vergelijkbaar verhaal kan ik verzinnen bij de Groenling die in februari een kortstondig bezoek aan mijn tuin brengt en enkele weken later zijn enigszins zeurende roep in combinatie met zijn heldere zang vol trillers aanheft op Terschelling.

Een Heggenmus kijkt uit vanaf één van de knotwilgen langs de oever. Meestal zie ik ze in hun eentje over de bodem scharrelen. Ook Vinken lijken een voorkeur voor de zaadjes op de grond te hebben. Dikwijls zoeken zij die groepsgewijs.

Heggenmus, Emmen Rietlanden, 9 april 2022

Eind februari trekt een luid kwetterende Spreeuw op de nok van het huis mijn aandacht. In de middagzon glanst zijn verenpak in prachtige kleuren. Spreeuwen broeden in de huizen aan onze kant van de straat graag onder de dakpannen bij de schoorsteen.

In de verte lijkt zo’n Spreeuw egaal zwart. Vogels met een donker verenpak negeer ik meestal met mijn camera. Al trekt de entourage waarin ze zich ophouden me soms over de streep. Het verklaart waarom Kraaien en Merels in mijn vogelverhalen ondervertegenwoordigd zijn.

Ook aan de Roek, in Drenthe een talrijke broedvogel en wintergast, heb ik tot dusver op mijn blog geen aandacht besteed. Ik herinner me nog dat ik voor het eerst een Roek aan het eind van de jaren ‘70 vanuit de auto in de buurt van Naarden zag. Het was in de periode dat ik serieus met vogelen begon. Ik woonde in Winsum (Gr) en net als in mijn woonplaatsen daarvoor waren Roeken in die omgeving nagenoeg afwezig. Toch vind ik het interessante vogels. Als ik in het voorjaar langs de Tweede Bokslootweg ’s ochtends naar school fietste keek ik altijd gefascineerd naar de Roeken die hoog in de bomen de nesten van hun broedkolonie weer in bezit namen. Dag na dag telde ik er meer. Het leek me ook een geschikte plaats daar aan de rand van het industrieterrein Bargermeer en niet middenin een woonwijk. De Roekenkolonie die bovenin de bomen op het marktplein in het centrum van Emmen tot ergernis van de marktkooplui en hun klanten jarenlang bleef groeien is uiteindelijk met succes verdreven door voor het broedseizoen de nesten te verwijderen en de bomen drastisch te snoeien. Inmiddels hebben die Roeken andere plekken in de gemeente gekoloniseerd.

Terugkerend van een fietstocht tref ik eind februari foeragerende Roeken in de berm van de toegangsweg naar de Delftlanden, de jongste wijk in Emmen, aan. Een goede gelegenheid om daar wat plaatjes te schieten.

Repatrianten

Met het naderende voorjaar verschuift mijn aandacht naar de uit zuidelijke streken terugkerende vogels. Begin maart is het nog te vroeg voor de massale intocht van de kleine zangertjes. Ik bezoek een paar keer het Bargerveen in de hoop op een vroeg arriverende Blauwborst, maar het natuurreservaat wordt nog voornamelijk bevolkt door groepen ganzen en eenden. Wel hoor ik de eerste Tjiftjaf en zie een paar Witte Kwikstaarten.

Op Terschelling, waar ik vanaf 18 maart twee weken voor een groot deel besteed aan vogels kijken en fotograferen, kom ik veel meer aan mijn trekken. Veel Grutto’s verblijven nog op of rondom de waddendijk, maar een enkeling lijkt toch al een territorium in de polder te bezetten. In de collage hieronder zien we een Grutto foerageren in de polder, een tweede zich vertonen op de dijk en een derde de vleugels strekken op het wad.

Tureluurs zie ik nog niet in de polder, maar wel op de basaltblokken aan de voet van de dijk.

Tureluur, wad ter hoogte van Hoorn Terschelling, 24 maart 2022
Tureluur, wad bij Stortumerdijk Terschelling, 29 maart 2022

De meeste Kievitvrouwtjes zitten al op de eieren. Het broeden is hun voornaamste taak, het mannetje houdt de wacht. Ik fotografeer een paar vogels die duinvalleien met lage begroeiing verkiezen boven de weiden in de polder. De lange kuif, donkere kin en blauwachtige glans op de vleugelbocht kenmerken het mannetje (Lars Jonsson – Vogels van Europa – 1993).

Hier en daar tref ik Roodborsttapuiten aan. Half maart waren enkele pioniers ook al in Drenthe te zien. Vanaf april zijn ze in de geschikte biotopen nauwelijks te missen.

Op Terschelling vliegen nu weer regelmatig Kneuen rond. Die herken ik aan hun knut..nut..nut roepjes. Nabij het Groene Strand zit langs het fietspad een mannetje te zingen. Hij is nog niet in zomertenue. Naarmate het voorjaar vordert kleurt het voorhoofd en de borst door slijtage van de veren karmijnrood. Vorig jaar zag ik in het begin van de zomer zulke uitgekleurde exemplaren in de polder Breebaart en bij Nieuwe Statenzijl👈.

Het is een heldere dag en daarom zet ik mijn fiets op slot aan de voet van het Seinpaalduin om via de trap naar boven te klimmen. Langs de trap bloeit Gaspeldoorn uitbundig. Het uitzicht met de Brandaris als stralend middelpunt is een lust voor het oog.

Een gestileerde versie van de Brandaris stond het voorafgaande weekend bij Midsland aan Zee op een duin in het kader van het nachtelijk wandelevenement Fjoertoer. Tijdens “Fjoertoer” is ook deze Brandaris een lichtbaken in de duisternis.

De “Fjoertoer” Brandaris, 26 maart 2022

Voor ik weer afdaal maak ik een nog video-impressie van het uitzicht rondom.

Impressie vanaf het Seinpaalduin, 29 maart 2022

De terugtocht over het fietspad langs de waddendijk onderbreek ik nog een paar keer om sfeervolle plaatjes te schieten in de namiddagzon.

Op 2 april aanvaard ik de thuisreis. Deze keer maak ik tijdens de overtocht nog enkele foto’s bij de afvaart uit de haven van West-Terschelling en van de skyline van Harlingen als de eindbestemming van de veerboot in zicht komt.

Terug in Drenthe is de Grauwe Gans, die van mijn afwezigheid profiteerde om in de tuin haar eieren te leggen, aan de laatste fase van het broedproces begonnen. Op eerste paasdag kruipen zeven kuikens uit het ei 👈.

Diezelfde ochtend loop ik rond de kanovijver. Zowel de Fitis als de Tjiftjaf is gearriveerd. Op basis van hun zang kan ik ze prima onderscheiden, maar verder lijken ze als twee druppels water op elkaar. De lezer mag aan de hand van de foto’s hieronder de identiteit vaststellen. 50% kans bij raden.

Inmiddels keren ook andere zangvogels terug. De welluidende zang van de Zwartkop is steeds vaker te horen. Een paartje komt langs voor een bad in de schaal met water die ik vanwege de droogte regelmatig moet bijvullen. De vrouwelijke helft van het duo is herkenbaar aan de bruine kruin.

Het aanhoudend zonnige weer lokt mij bij herhaling naar het Bargerveen. Naar verluidt zijn Blauwborsten teruggekeerd, maar ik krijg ze vooralsnog niet in beeld, al hoor ik er wel één eventjes zingen. Ik kom misschien ook wel wat laat op gang die ochtend op 19 april.

Het eerste stuk loop ik samen met een natuurliefhebber die tegelijk met mij aankomt op de parkeerplaats. Het is een gepensioneerde onderwijzer die vanuit Veendam hiernaartoe is gereden. Naast vogels hebben libellen zijn speciale interesse. Hij fotografeert een schaarse soort, maar mij kost het ondanks zijn navigatie-instructies een paar minuten voordat ik het insect ook lokaliseer. We hopen ook adders te zien. Die laten het echter afweten.

Nadat onze wegen zich scheiden concentreer ik mij op vogelgeluiden. Het loopt tegen het middaguur als ik plotseling de lang aangehouden monotone zang van een Sprinkhaanzanger meen te horen. Aan de overeenkomst met het raspende geluid dat sprinkhanen later in de zomer produceren ontleent hij zijn naam.

Terwijl ik naar de plek struin waar ik de vogel vermoed krijg ik hem zowaar in beeld. Opnieuw een vogelsoort die ik niet voor het eerst zie, maar nu ook kan fotograferen.

In mijn blogbijdrage “Op pad in april👈 schreef ik over de Sprinkhaanzanger:

Ik hoor zelfs het monotone hoogfrequente geluid van een sprinkhaanzanger, maar deze laat zich niet zien. Het verhaal gaat dat de befaamde natuurbeschermer Jac. P. Thijsse (bekend van de Verkade-albums) op hoge leeftijd een rondleiding gaf door een natuurgebied. “Vroeger”, sprak hij tot de deelnemers van de excursie, “wemelde het hier van de sprinkhaanrietzangers, maar tegenwoordig hoor je ze niet meer.” Zijn toehoorders hoorden ze van alle kanten…

Voor de lezers die zich afvragen waar het riet uit de vogelnaam is gebleven: ergens rond 1990 is men kennelijk tot de conclusie gekomen dat de vogel helemaal niet specifiek aan een biotoop met riet is gebonden. Sindsdien is de kortere naam in gebruik.

Kortom: toen alleen gehoord, vandaag zelfs gefotografeerd.

In mijn zoektocht naar de Blauwborst onderneem ik een dag later een nieuwe poging. Al rond kwart voor negen in de ochtend ben ik op de parkeerplaats aan de Verlengde Scheperweg.

Er is wel wat meer leven in de brouwerij dan de dag ervoor. In de verte zingt een Zanglijster zijn melodieuze lied vol herhalingen. Een Grasmus laat horen dat hij weer is teruggekeerd. Ik zie hem landen op een tak van een afgestorven boom. Vanaf die plek zingt hij uit volle borst zijn krassend op- en neergaand riedeltje. Het is bepaald geen zangvogel met een uitgebreid repertoire.

Ondanks het ontbreken van felle kleuren vind ik het geenszins een saaie verschijning. Vooral het witte keeltje maakt een Grasmus ook fotogeniek.

Vanuit de rietkraag langs het waterbekken aan de westkant van het Bargerveen stijgt luidruchtig zingend een Blauwborst op. Ten gevolge van de stand van de zon op dat tijdstip krijg ik het vogeltje niet mooi in beeld. Dus stel ik me uiteindelijk maar tevreden met het concert dat hij geeft. Ook een tweede Blauwborst iets verderop vertoont dat kunstje, maar verbergt zich daarbij hoofdzakelijk in het struweel.

Ik vervolg mijn route en ontdek tot mijn verrassing op het Amsterdamsche Veld, niet ver van de schaapskooi, minstens drie Tapuiten. Door mijn verrekijker zie ik dat het mannetjes in hun prachtige voorjaarsoutfit zijn. Ze bevinden zich ongeveer op de plek waar ik vorig jaar ook de eerste Tapuiten👈 zag. De afrastering maakt het mij jammer genoeg deze keer onmogelijk ze goed op de foto te zetten. Daarom blik ik hier nu even terug:

De laatste Tapuiten van 2021 fotografeer ik in augustus in het Lauwersmeer. Maar dan kan ik de mannetjes al niet meer van de vrouwtjes onderscheiden.

Het zomerkleed van de mannelijke Tapuit die ik op 24 juli 2021 op de Landerumerheide fotografeer vertoont al sporen van aftakeling. Natuurlijk doe ik de vogel met die formulering tekort, want ook in hun wintertooi mogen ze er zijn.

Het verenpak van de Tapuit die ik eerder die dag zie in het duingebied van Formerum plaatst me eveneens voor een raadsel. Mijn gevoel zegt dat dit een juveniel exemplaar is.

Tapuit, Duinen van Formerum, 24 juli 2021

Inmiddels loop ik verder over het fietspad door het Amsterdamsche Veld naar Weiteveen. Daarna volg ik een wandelroute langs de waterpartijen met kolonies Kokmeeuwen tot het fietspad langs de grens. Ik ga deels langs het fietspad verder tot de picknickplek bij het pand van Staatsbosbeheer.

Mijn plan om even verderop bij theetuin d’ Aole Pastorie te lunchen valt in duigen. Deze is alleen op donderdag tot en met zondag open. Noodgedwongen loop ik dan maar door naar het waterbekken van de Runde. In dat bekken is vanaf de Hogeweg een smal dijkje aangelegd waarover je kunt wandelen. Die route lijkt me interessanter dan het pad langs de Hogeweg. Alleen is het mij niet duidelijk of die op een andere oever eindigt. Ik sluit niet uit dat het pad doodloopt. In dat geval moet ik teruglopen wat gezien de tocht die ik er al op heb zitten geen aantrekkelijk perspectief is. Toch waag ik het erop.

In het riet aan de overkant van het water links van mij zie ik een zingende Blauwborst in tegenlicht. Was het dan toch beter geweest om langs de Hogeweg door te lopen.…? Een paartje Krakeenden op het dijkje voor mij vlucht het waterbekken in als ik dichterbij kom.

Dan stuit ik op een onderbreking in het voetpad ten gevolge van een dijkopening van een paar meter breed. Het gat vormt de verbinding tussen het water aan weerszijden. Er zijn een paar grote rotsblokken in gelegd die het mogelijk maken toch door te lopen. In de hoop niet mijn evenwicht te verliezen waag ik het er ook hier op. Het gaat gelukkig goed. Ik bereik ongeschonden het zandpad waarover ik terug kan lopen naar de Hogeweg.

Ik zie mijn eerste Gele Kwikstaarten van dit jaar zowel links als rechts in struiken zitten. Door de stevige wind hebben ze moeite in de top hun evenwicht te bewaren.

Vlak voordat ik langs de Hogeweg terug naar de auto loop probeer ik, nu met de zon in de rug, nog een glimp van de Blauwborst op te vangen. Dat lukt, maar mijn geduld is op. Ik ben toe aan een versnapering en rijd daarom voor een vruchtenbroodje en een milkshake via de bakker en de ijssalon Toscane in Klazienaveen naar huis. Mijn plan voor de volgende dag ligt vast.

Het is 21 april. Weer rijd ik, een half uur eerder dan de dag ervoor, naar de parkeerplaats. Nu loop ik niet het Bargerveen in, maar terug naar het waterbekken. Het is mijn bedoeling er deze keer omheen te lopen, tegen de wijzers van de klok in. De Blauwborst die de vorige dag mijn geduld teveel op de proef stelde meldt zich al snel. Maar ook nu blijft hij op te grote afstand. Daarom loop ik door naar de andere hoek van het waterbekken. Daar heb ik eindelijk succes. Er zit een Blauwborst die volop meewerkt aan de fotoreportage die ik in gedachten heb. In het fraaie licht van de nog laagstaande zon achter mij vertoont hij zich luid zingend hoog in de begroeiing.

Blauwborst, Waterbekken Runde Zwartemeer, 21 april 2022

Ik zie wat verderop ook nog een Tapuit scharrelen. Zo te zien een vrouwtje.

Tapuit, Waterbekken Runde Zwartemeer, 21 april 2022

Soms verdwijnt de Blauwborst even tussen de bodembegroeiing om dan weer zingend op te stijgen op zoek naar een nieuw uitkijkpunt.

De hele route rondom het bekken is trouwens een lust voor oog en oor. Ik zie een paar Visdiefjes overvliegen, hoor her en der vogelzang, zie weer Gele Kwikstaarten, meer Blauwborsten en een paar Veldleeuweriken. Ook dit pad gaat over een nat gedeelte waar stapstenen uitkomst brengen.

Terug op het beginpunt maak ik een praatje met een mevrouw die daar staat met in haar auto een stuk of zes honden van hetzelfde ras, ik vermoed retrievers. Ze houdt een veel kleiner hondje aan de riem dat mij wat wantrouwend toeblaft. Als ik vraag of zij een hondenuitlaatservice runt vertelt ze me dat de dieren in de auto haar eigen honden zijn. Het kleine hondje is meegekomen uit Oekraïne met een moeder en haar zoon. Het zijn vluchtelingen die bij haar onderdak hebben gevonden. De zoon gaat inmiddels naar mijn oude school waarop een speciale klas voor vluchtelingen uit Oekraïne wordt gefaciliteerd. De vader is in Oekraïne achtergebleven voor hulpverlening, maar gelukkig niet aan het front. Ze hebben wel dagelijks contact met hem.

Ik begrijp dat de opvang goed verloopt. Het huis heeft voldoende ruimte om privacy te waarborgen. Oorlog is tegenwoordig helaas ook vaak een gespreksonderwerp bij toevallige ontmoetingen.

Als de hondenmevrouw de achterklep van haar auto opent springen de dieren gedisciplineerd naar buiten. Ik vermoed dat deze mevrouw voldoende organisatietalent heeft om ook haar gasten voorzover het in de huidige omstandigheden mogelijk is op hun gemak te stellen.

Ik groet haar en maak nog een rondje door het Bargerveen waar ik onder andere een Witte Kwikstaart fotografeer, een Dodaars zie duiken nadat ik zijn hinnikende roep hoor, Boompiepers bewonder tijdens hun baltsvlucht en een Roodborsttapuit op een paaltje de omgeving zie inspecteren.

Witte Kwikstaart, Bargerveen, 21 april 2022

Op 1 mei maken Nienke, Maud en ik een wandeling over en in de omgeving van het boomkroonpad bij Drouwen. Een deel van de route voert door een beukenbos. Het frisgroene blad tussen de boomstammen lijkt zwevend groen. De hoge boomkruinen die overvloedig licht van boven afschermen en de ruime onderlinge afstand tussen de forse boomstammen suggereren dat we in een groene kathedraal lopen.

Wandelend bij het boomkroonpad, 1 mei 2022

Dit is het biotoop van de Zwarte Specht en de Fluiter, ook twee vogelsoorten die op mijn wensenlijstje staan. Aan het eind van de middag hoor ik een roepende Zwarte Specht en zie hem ook overvliegen. De Fluiter komen we niet tegen, hoewel dit de ideale tijd is om Fluiters te zien en vooral te horen.

Tijdens een vroeg tussenuurtje ging ik vanuit mijn school een jaar of 40 geleden in mei wel eens een wandelingetje maken in het beukenbos bij het Scheperziekenhuis. De aanwezigheid van Fluiters garandeerde een plezierige overbrugging van de tijd tussen mijn lessen. Daarom ga ik nu een dag later nog maar eens dichter bij huis op pad in de Emmerdennen.

Vanaf de parkeerplaats bij het hunebed steek ik de Boermarkeweg over en loop een route die me in eerste instantie ook weer in de buurt van het ziekenhuis brengt. Onderweg kom ik ondermeer de Grote Bonte Specht, Zanglijster, Winterkoning en een Boomklever, waarop ik door een hakkend geluid word geattendeerd, tegen. Maar geen Fluiter.

Pas nadat ik bij de beuken in het bos voorbij Haantjebak aankom hoor ik een geluid dat staccato begint met een vijftal fluittonen en eindigt als een stuiterend pingpongballetje.

Een Fluiter! Het kost me weinig moeite het vogeltje in beeld te krijgen, maar omdat hij van tak naar tak vliegt is fotograferen andere kost. Tijdens mijn vruchteloze pogingen een acceptabele foto te maken hoor ik zeker nog twee andere Fluiters in de buurt. Ten lange leste besluit ik door te lopen in de hoop dat het daar beter lukt. Met resultaat.

Wat aanvullend literatuuronderzoek leert mij dat niet elk beukenbos Fluiters als broedgebied schikt:

Polletjes gras, kruiden of varens zijn als bodembegroeiing noodzakelijk om er in, of tegenaan het nest te kunnen bouwen. Bovendien hebben plekken met enig reliëf, bijvoorbeeld een rand van een droge sloot of boven de grond liggende dikke boomwortels de voorkeur als nestplaats. Op een kale bodem, met alleen dor blad, is vrijwel nooit een nest gevonden.

Uit: De Fluiter, zanger in een kathedraal van groen (W. Loode – Vogels no. 9 mei/juni 1982)

Dat verklaart misschien dat het me toch enige moeite kostte deze keer Fluiters te vinden.

8 gedachten over “Met het oog van de camera (2)

  1. Tjonge Cor, wat heb je weer een boel mooie foto’s gemaakt! De vogels in het eerste gedeelte komen bij ons ook voor in de tuin maar al die andere vogels ken ik niet genoeg om ze te herkennen. Veel plezier met fotograferen en hartelijke groeten.

    1. Dank je Inez,

      Voor vogels verschilt jullie tuin niet zoveel van de mijne. Alleen vanwege de ligging aan het water kreeg ik dit jaar een broedende Grauwe Gans en in het verleden Knobbelzwanen. Herkennen is een kwestie van vaak op pad gaan met tenminste een verrekijker. Maar ik snap ook wel dat je grenzen moet stellen. Mijn kennis van bloemen, planten, paddenstoelen en insecten is ook maar beperkt. Verdiepen in de vogelwereld neemt al tijd genoeg in beslag..
      Doe mijn groeten ook aan Jan!

  2. Hoi Cor,

    Mooi overzicht met fraaie foto’s. Die sprinkhaanzinger heb ik nog niet voor de lens gehad. Verder probeer ik ook regelmatig op verschillende plekken vogels te spotten. Zo mogelijk te fotograferen. Het dwingelderveld is voor mij 20 á 22 min fietsen. Dus daar kom ik ook vaker. Afgelopen week nog in de Vreugderijkerwaard bij Zwolle geweest. Vooral de kneu, graspieper en de blauwe reiger er mooi op. Van 17 t/m 19 mei met m’n broer naar het lauwersmeer. Benieuwd wat we daar kunnen fotograferen.

    Groeten, Johan Koopman

    1. Ha Johan,
      Leuk weer eens wat van je te horen. In het Lauwersmeer kun je van alles verwachten. Zelfs de Zeearend broedt er. Bij Ezumakeeg (in de buurt van Anjum) soms bijzondere steltlopers. Rondom het gebied fietsen is ook aan te bevelen. Het Dwingelderveld ga ik binnenkort ook weer eens opzoeken. De Vreugderijkerwaard is mij onbekend. Daar moet maar eens kijken met mijn vriend Wil die in Kampen woont. Die kent het vast wel. Groet Giny ook van mij.

  3. Ik ben andermaal een en al bewondering, Cor, wat een mooie uitgebreide serie weer. Er zitten ook nu weer diverse vogels bij, die nog niet in mijn archief zitten. De blauwborst staat er ook weer parmantig op.
    Ook de foto’s en video die je op het Seinpaalduin hebt gemaakt vind ik trouwens prachtig. Het is er nog niet van gekomen om de klim eens te wagen, maar het uitzicht is een ferme inspanning zo te zien toch wel waard.

    1. Het uitzicht is inderdaad schitterend, vooral bij helder weer. En ja, ook ik moet voor de klim de tijd nemen. Mooi is ook dat er een ruim plateau is, daarboven.

  4. Wat een uitgebreide blog, weet haast niet waar ik het eerst op kan reageren. Tjiftjaf links en fitis rechts? Wat een mooie soorten heb je vastgelegd, met veel plezier alles gelezen en bekeken. Ik krijg gelijk zin om een keer naar Terschelling te gaan, ben er een keer geweest jaren geleden.

    1. Dank voor je leuke reactie Willie. Ik geef graag wat context bij de foto’s, ook omdat ik schrijven leuk vind. Dat doe jij trouwens ook op je blog. Die foto’s van die Fuut die een visje verschalkte een paar weken terug vond ik indrukwekkend. Omdat ik aan het water woon ben ik geregeld in de gelegenheid Futen te fotograferen, maar vaak valt het resultaat tegen. Inderdaad is bij de tweekoppige vogel de Tjiftjaf links en de Fitis rechts. De Fitis is iets geler. Vogelringers kijken geloof ik naar de “vleugelformule” om met zekerheid vast te stellen welke soort ze in de hand hebben. Het verbaast me altijd weer hoe apps waarmee je vogels aan de hand van een foto op naam kunt brengen doorgaans bij deze vogels weinig twijfel vertonen.

Geef een reactie