Twee zomervogels van de Rode Lijst

De korte aanwezigheid en het beperkt voorkomen van een aantal favoriete vogelsoorten leidt er toe dat ik juni en juli nogal intensief diverse vogelrijke gebieden bezoek. Nu ik erop terugkijk stel ik met tevredenheid vast dat het mooie waarnemingen heeft opgeleverd en veelal ook goede foto’s. Het is nu het moment om vanuit verschillende invalshoeken enige orde in het materiaal aan te brengen. Mijn vorige blog over de observatiehut Diependal was een eerste poging daartoe.

Deze keer schrijf ik over twee vogelsoorten die regelmatig in mijn vogelverhalen langskomen, maar waarbij naast overeenkomsten ook opmerkelijke verschillen zijn op te tekenen.

Om de spanning erin te houden begin ik met twee kaartjes die grofweg de ontwikkeling van hun verspreiding over Nederland in de laatste 50 jaar weergeven.

Wat opvalt aan het bovenste plaatje is de gestage achteruitgang van de ene soort, terwijl landelijk gezien de stand van de andere soort tekenen van herstel vertoont.

Het is onmogelijk, in den zomer eenigen tijd achtereen te vertoeven op de heide of in de duinen, zonder den Tapuit te ontmoeten, ‘den vogel met den lokstaart,’ zooals een Hollandsch dichter hem eens zeer gelukkig kenschetste in een correspondentie aan ‘De Levende Natuur’.

Zo begint Jac. P. Thijsse (1865-1945) in zijn onvolprezen boek het Vogeljaar zijn verhaal over de Tapuit 👈.

Doorndraaier, Vinkenbijter, Roode Wurger, Negendooder zijn erkende volksnamen voor dit vogeltje, dat ook al naar den aard en de stemming zijner beoordeelaars betiteld is met de uitdrukkingen: Kaïn, Judas, Moordenaar, Wreedaard, Verrader en dergelijke. Intusschen is hij noch beter, noch slechter dan de andere vogels, die leven van dierlijk voedsel. Een nachtegaal, die een worm eet, een zanglijster, die een slak bewerkt, een kauwtje, dat zich nuttig maakt door het eten van meikevers, zijn even wreed, en doen hun slachtoffers even afgrijselijke martelingen ondergaan, als de klauwier, die zijn torretjes op een doorn prikt.

Het tweede citaat komt uit hetzelfde boek als hij de Grauwe Klauwier 👈 behandelt.

Thijsse beschrijft de situatie in de eerste helft van de vorige eeuw in ons land.

De kaartjes, ontleend aan de Vogelatlas van Nederland (2018), laten zien dat de Waddeneilanden tegenwoordig het voornaamste bolwerk voor hier broedende Tapuiten vormen, maar door de Grauwe Klauwier als broedareaal zijn opgegeven.

Deze verschillende ontwikkelingen zijn te begrijpen als we bedenken dat voor Grauwe Klauwieren Nederland aan de noordwestgrens van hun broedgebied ligt terwijl Tapuiten een uitgestrekter verspreidingsgebied bezetten. Laatstgenoemde soort broedt eveneens in Scandinavië en op IJsland. Bovendien volgen zij een meer westelijke trekroute naar tropisch Afrika, terwijl Grauwe Klauwieren via de Balkan hun winterverblijven in oostelijk Afrika opzoeken.

Aan het eind van de vorige eeuw was het Bargerveen in ons land zo’n beetje het laatste bastion waar de Grauwe Klauwier nog in redelijke aantallen broedde, maar werkzaamheden ten behoeve van natuurherstel hebben ertoe geleid dat ze ook elders in de buurt weer opdoken.

Tapuiten zijn gebaat bij niet dichtgegroeide duingebieden. Met name op de Waddeneilanden wordt hard gewerkt aan biotoopverbetering voor de Tapuit en dat lijkt zijn vruchten af te werpen.

Mijn missie om op Terschelling wat intensiever op zoek te gaan naar de Tapuit in zijn broedgebied was deze zomer zeker succesvol. In de eerste aflevering 👈 van mijn verhalen over Oerol dit jaar beschreef ik al een ontmoeting met een Tapuit die duidelijk territoriaal gedrag vertoonde.

Enkele dagen daarna tref ik tijdens een avondwandeling door de Formerumer duinen alarmerende Tapuiten in een vallei met diverse konijnenholen, geliefde nestplaatsen van deze vogelsoort. Helaas is het al te donker voor het maken van goede foto’s, maar na de voorstelling Niemand heet Rozenhart” 👈 die we de volgende zonovergoten dag rond het middaguur achter café de Groene Weide zien heb ik later die middag ruimschoots de tijd om opnieuw naar die duinvallei te gaan. Vrijwel meteen word ik weer opgemerkt door de Tapuiten die mij nauwlettend in de gaten houden.

Ze geven me voldoende gelegenheid om in een kort tijdsbestek wat foto’s te maken zodat ik ze niet te lang in hun bezigheden hoef te storen.

Bijna vier weken later zie ik bij een duinpan langs het fietspad een groepje Tapuiten, waaronder jonge exemplaren. Het is hemelsbreed niet meer dan een kilometer van de plek waar ik de hierboven afgebeelde vogels zag. Het is dus heel goed mogelijk dat hier het prille gezin gezamenlijk op jacht is naar insecten. Ik ga een tijdje met de camera in aanslag op de duinhelling zitten. Van mij trekken de vogels zich weinig aan, evenmin als van passerende fietsers.

Tapuiten, Formerumer Duinen, 12 juli 2022

Ook wat verderop langs het fietspad zitten nog wat Tapuiten, maar die lijken toch nog wat meer gebonden aan hun territorium. Vermoedelijk zit hun nageslacht daar nog in één van de konijnenholen.

Op 18 juli krijg ik bij West aan Zee ter hoogte van de duinvallei “Onder de Draad” nog kort een juveniele Tapuit in beeld. Ouderlijk toezicht lijkt te ontbreken.

Tapuit, Terschelling, Onder de Draad, 18 juli 2022

Omdat de meeste vogels na het voltooien van hun broedsel vrij snel weg trekken zal ik met wat geluk later dit jaar elders hooguit nog groepjes tegenkomen op weg naar hun winterverblijf.

Voor de Grauwe Klauwier betekent een voltooid broedsel ook het startsein om het territorium te verlaten en koers te zetten naar oostelijk Afrika. Daar, vanwege de eerder uitgelegde reden, geen doortrek van deze soort te verwachten is haast ik mij op 29 juni nog éénmaal naar het Bargerveen voor Grauwe Klauwieren.

Op de plek waarop ik in mei👈 mijn eerste Klauwier aantrof laat deze zich vooralsnog niet zien. meer succes heb ik op het wandelpad vanaf de Hoofdwijk F naar de Verlengde Noordersloot, langs de westkant van het waterbekken. Tussen de Meidoorns hoor ik de alarmroep van een mannetje dat ik even later met een prooi in de snavel lokaliseer.

Na een lunchpauze bij restaurant Wollegras bij de schaapskooi loop ik over de hei naar de vogelkijkhut. Onderweg weinig vogels, maar de heide bruist van leven. Dus richt ik de (tele-)lens op Heideblauwtjes, een Watersnuffel en een Aardhommel.

Aangekomen in de kijkhut, niet te vergelijken met de observatiehut in het Diependal, landt voor korte tijd op een tak van een afgestorven boom een Grauwe Klauwier.

Voor ik weer in de auto stap kijk ik toch nog even bij de Grauwe Klauwierplek waar ik mijn rondwandeling begon. Met succes. Ik zie een paartje waarvan het vrouwtje zich nog laat portretteren.

Ik wens ze een goede terugreis en hoop ze volgend jaar gezond en wel terug te zien.

6 gedachten over “Twee zomervogels van de Rode Lijst

    1. Dank je Jan. Altijd probeer ik iets meer te bieden dan foto’s alleen. Soms wat meer persoonlijk over de omstandigheden waarin de opnames tot stand komen. Op andere momenten wat meer achtergrondinformatie over de vogels. Voor mij was het (literatuur-)onderzoek naar de reactie van deze vogels op de hedendaagse veranderingen van de wereld om ons heen ten gevolge van klimaatverandering en menselijk ingrijpen (ik druk me maar even voorzichtig uit) ook een boeiende exercitie.

  1. Ongelofelijk wat jij allemaal ziet en tegenkomt. Ik ben net terug van een week Drenthe, heb gewoon niets gezien… Ik loop en fiets en kijk en luister. Ik heb genoten van je blog, heb ik toch nog wat gezien 🙁

    1. Ik zie ook veel niet hoor Willie, maar geniet ook van de omgeving. Qua vogels is nu toch meer aan de kust te beleven. Afgelopen week nog een keer gefietst in het Dwingelderveld in de hoop Slangenarenden te zien. Ik sprak een paar mensen die ze regelmatig zien, maar als ik er al één zag (ook al beweerde een medewerker van het Drents Landschap dat we vanuit de vogelhut daar een jonge Zeearend en een Slangenarend zagen) dan was hij voor mij te ver weg om overtuigd te zijn. En die vermeende Zeearend bleek zoals ik in eerste instantie al dacht toch echt een Bruine Kiekendief te zijn. Die was met een prooi (dode gans?) in het water in de weer. Andere ganzen trokken zich er niets van aan, dat was al verdacht, en het formaat was ook niet wat ik me bij een Zeearend voorstel.

    1. Dank voor je reactie! Het lezen gaat ongetwijfeld sneller dan het opschrijven. Het is elke keer weer een leuke uitdaging om er een leesbaar verhaal van te maken dat het gevoel dat ik onderga en de sfeer goed weergeeft.

Geef een reactie