VERA

Toen ik in 1967 in navolging van mijn broer Wim in Groningen wis- en natuurkunde ging studeren meldde ik mij ook aan als lid van de protestants christelijke studentenvereniging CSRG VERA 👈(‘Veri Et Recti Amici’ – ‘Ware en oprechte vrienden’).

Nu werd je niet zomaar lid, eerst was het zaak een paar weken ontgroening te overleven. In het mapje “curieuze zaken” kwam ik het “groenboekje” tegen dat een aspirant-lid gedurende die tijd steeds bij zich moest dragen. Per dag kon ik daarin van uur tot uur de van mij verwachte activiteiten noteren en laten aftekenen. Op vrijdag 1 september staat in het laatste tijdvenster als enige activiteit een stemproef vermeld. Deze werd kennelijk pas na middernacht afgenomen omdat daaronder mijn vertrek van de sociēteit om 2.40 staat afgetekend. Ik neem aan dat de stemproef bedoeld was om talentvolle vocalisten op te sporen en te interesseren voor het studentenkoor GICA.

De niet gespecificeerde uren eerder op die dag werden ongetwijfeld gebruikt ter introductie van de gang van zaken in de daarop volgende dagen en enige uitleg over etiquette.

Kledingregels waren nog steeds voorgeschreven: tenue de ville (jasje/dasje voor de heren; bij de dames , al weet ik dat niet meer zeker, was het dragen van een rok verplicht). Als je gaat staan moet de knoop van het colbertje dicht – “buik dicht!” was het bijbehorende bevel als je het vergat. Bezoekers in de schouwburg passeer je face to face en niet ruggelings om de voor jou bestemde plaats te bereiken. Ik moet er altijd aan terugdenken als ik in een bioscoop keer op keer zie dat weinig mensen van deze etiquetteregel op de hoogte zijn.

Tot mijn opluchting was in het voorjaar bij de vereniging de regel afgeschaft dat de mannelijke “feuten” aan het begin van de groentijd kaalgeschoren werden. In die tijd was een kale schedel nog niet een modieuze “haardracht”. Integendeel zelfs: in navolging van toonaangevende popmuzikanten verschenen steeds meer langharigen in het straatbeeld – beter langharig, dan kortzichtig was de leuze.

Flink veel tijd werd uitgetrokken voor het instuderen van het “groenlied”, waarvan de tenenkrommende tekst ons werd gedicteerd. In een moeilijk leesbaar handschrift (we zaten op de grond) noteerde ik die naast mijn pasfoto in het groenboekje .

  • In ’t begin van september
  • binnen g-r-o-o-n ger muur
  • lopen wij als feuten met ons petje in ons handje van het kastje naar de muur
  • het leven kan soms zwaar zijn, naar zijn, raar zijn, maar ’t is wat je er van maakt.
  • Op de Vera sociëteit
  • word je wel gekraakt
  • t Is een harde eerste tijd
  • samen met elkaar
  • zonder onze groencomissie (sic!) sloegen al die Veranen ons wel in elkaar,
  • maar ze helpen ons o wonder door ’t gedonder zonder teveel smart
  • t groenen (?) wordt zo dragelijk, ’t leven niet te hard.
  • Eénmaal zal ons Vera zijn
  • tot een toevluchtsoord
  • waar ons heel de studietijd amicitia en barleven behoort
  • opdat wij eens later, zonder kater ofwel pater, mater zijn
  • en een ieder Groninger op Vera trots mag zijn.

Het geheel werd gezongen op de melodie van de Nederlandstalige tophit “Op een mooie pinksterdag” 👈 van André van der Heuvel en Leen Jongewaard. Het is duidelijk dat de tekst van de versie die wij mochten zingen niet van de hand van Annie M. G. Schmidt was.

Eufemistisch werd de groentijd wel een kennismakingstijd genoemd. Veel tijd was ingeruimd voor huisbezoek aan ouderejaars. Een mooie manier om wegwijs in de stad te worden en te zien hoe andere studenten hun kamer hadden ingericht. In mijn herinnering waren dat prettige bezoeken, de kamerbewoners waren best trots op hun verblijf. De inventaris, de boekenkast of een grammofoonplatenverzameling en hun manier van leven waren dankbare gespreksonderwerpen.

Maar om het vereiste aantal handtekeningen, het bewijs dat je met ouderejaars had gesproken, in je boekje te krijgen waren de nachtelijke confrontaties met de kroegtijgers op de sociëteit onontbeerlijk. En die verliepen, dikwijls onder invloed van drankgebruik en groepsgedrag, soms minder aangenaam. De introductietijd was geenszins “op voet van gelijkheid” en sommige ouderejaars wilden je dat maar al te graag inwrijven. Onderstaande bladzijde uit mijn groenboekje illustreert dat treffend.

Uit het groenboekje
  • MARHAABA (???)
  • De N.C.-leden (Novitiaatscommissie) slapen niet meer dan 2 1/2 uur per nacht
  • Als ik afgetekend ben, moet ik direct aftaaien
  • Ik mag geen “nou” zeggen
  • ‘ t Is mijnheer Buiter
  • Zolang ik één ben met dit boekje bestaat er geen “volgens mij….”
  • R (?)

In de jaren daarna zou het karakter van de introductietijd snel veranderen. Zowel kledingregels als de ongelijkheid en het besloten karakter van de vereniging sneuvelden na eindeloze discussies.

Al bladerend in het boekje stuit ik op meerdere dagen, waarbij het programma opgestart wordt met een uurtje zwemmen in openluchtbad de “Papiermolen”. Daar deed men mij geen plezier mee. Mij is bijgebleven dat ik dankzij de oplettendheid van een jaargenoot (ik weet zelfs zijn naam nog: Jan Rozema), toen ik met misplaatste overmoed zelfstandig dwars over het zwembad naar de overkant probeerde te zwemmen, halverwege van een wisse verdrinkingsdood werd gered. Inderdaad een onverantwoorde actie van mij als ongediplomeerd zwemmer. Ergens, misschien een paar dagen na die gebeurtenis, las ik in het groenboekje “niet gezwommen wegens verkoudheid“. (Naar mijn onvermogen me in het water op mijn gemak te voelen te voelen verwees ik ook in mijn stuk over Wadlopen👈).

Culturele, sportieve en religieuze aspecten kregen ook de nodige aandacht. Op 6 september staat ’s avonds een concert (ik neem aan van het Noordelijk Filharmonisch Orkest in de Harmonie) gepland. “Verkleden voor het concert” staat er in mijn boekje bij het voorafgaande uur. Er zijn afspraken voor een bezoek aan de schaakclub SISSA en op vrijdagavond in het sportcentrum ACLO voor Judo. Die laatste afspraak kwam mij vast goed uit. Oorspronkelijk stond daar een bezoek gepland bij de derdejaars theologiestudent Hofstra met de opdracht daar om “9 uur te arriveren in gezelschap van 10 levende insecten als bv. vliegen en spinnen“….. Zes dagen later trof ik hem niet thuis.

Op zondag, niet ingeruimd voor ontgroeningsactiviteiten, is er gelegenheid ’s ochtends een academische wijdingsdienst bij te wonen en ’s avonds 10 uur een avondsluiting. Ik denk dat ik een dagje bijgeslapen heb.

In de tweede week krijgen de disputen een prominentere rol in het programma. Bij de introductie ben ik ingedeeld bij Tuduca en wordt Wim Meijles mijn patroon (“vader”). Hij is derdejaars student wiskunde. Bij het geplande patroonsbezoek na de introductiedag tref ik hem niet thuis. Later zal het wel lukken, veel is me er niet van bijgebleven.

In mijn groenboekje staat een voetbalwedstrijd tegen het rivaliserend dispuut Dorsequa genoteerd. In de Vera-almanak 1968 wordt daarvan gewag gemaakt in het jaarverslag van Tuduca over de periode vanaf september 1967:

In september mocht Tuduca dan eindelijk kennismaken met dertien novieten, een hele week lang… Hun debuut was ongehoord: in een voetbalmatch tegen Dorsequa-novieten lieten zij de tegenpartij winnen…Samen met Jackemarinnetjes (Jackemar was een meisjesdispuut) enqueteerden ze in de stad jan en alleman over het jaar ‘2000’ . Een magische rondedans rond de ROT-kei in de stromende regen, een stevige zoen op Miss Tuduca’s linker of rechterwang, chinees eten en een cabaret rondden de dispuutskenningsmakingstijd af en luidden voor Tuduca een nieuwe tijd in.

Met het groenboekje bij de hand herken ik de activiteiten: op woensdag 13 september de enquete met Jacqemar (mijn spelling), ’s avonds een lezing in het dispuutshuis (Zoutstraat 14) over het jaar 2000 door dispuutslid Evert Jonker (derdejaars Theologie). Tussen krantenknipsels vind ik een verslag van de bijeenkomst bij de Tuduca-kei. De agenda voor vrijdag 15 september 1967 in de middaguren vermeldt: keitjesdag, meenemen: borstel, emmertje, wit laken, grote bandhanddoek en 5 veiligheidsspelden.

Publicatie vermoedelijk in de Groninger Gezinsbode september 1967

Ook het cabaret, waarvan in het jaarverslag sprake is, moest van te voren worden bedacht en geoefend. Ik herinner me het volkomen gebrek aan inspiratie dat de meesten van ons overviel bij het bedenken van sketches. Maar gelukkig was medestudent Henk van der Zwaag een kenner van het repertoire van Jaap Fischer en leerde ons liedjes als het ei 👈 en de cipier 👈. Daar konden we onder zijn aanvoering wel wat mee.

Vermeldenswaardig is ook nog dat een beklimming van de Martinitoren op donderdag en diezelfde middag een paar uur zeilen op het Paterswoldse Meer in het programma waren opgenomen. Ik neem aan dat ook deze activiteiten in dispuutsverband plaatsvonden.

Over de feitelijke inauguratie als lid van de vereniging staat niets meer in het groenboekje vermeld, maar ik weet nog wel dat het met amicitia-drinken gepaard ging. De ongelijkheid tussen eerstejaars en de ouderejaars was daarmee opgeheven.

In de studiejaren daarna bleef ik de sociëteit regelmatig bezoeken en at ik op doordeweekse dagen in de mensa die ’s avonds uitsluitend toegankelijk was voor Vera-leden. Nadat ik met Anky ging samenwonen en we zelf ook kookgelegenheid hadden nam de frequentie van de bezoeken aan het verenigingsgebouw aan de Oosterstraat snel af.

Op 6 november 1999 woonde ik het twintigste VERA-lustrum bij. Deze manifestatie vond plaats in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen. Natuurlijk werden er per aankomstjaar groepsfoto’s gemaakt. Hieronder de aanwezige deelnemers van de lichting 1967. Het is na zoveel jaar lastig de namen bij de door de tand des tijds gemodificeerde gezichten te herinneren. Ik herken naast mij oud-vakbondsman Henk van der Kolk en in het blauw Marijke Schroten die ook wiskunde studeerde. Mogelijk staat Siebe Pool, toen ook geregistreerd als natuurkundestudent, tussen hen in. Ik hou me aanbevolen voor aanvullende identificatie.

Na meer dan 45 jaar zette ik op 1 november j.l. voor het eerst weer een voet over de drempel bij Vera. Het is inmiddels al lang geen studentenvereniging meer, maar al jaren een gerenommeerd poppodium. Begin oktober zag ik in het muziektijdschrift Heaven een aankondiging van een concert van de Detroit Cobras, een Amerikaanse garage-rockband, gespecialiseerd in het uitvoeren van min of meer obscure soul en R&B – nummers. Vorig jaar had ik van Sinterklaas een paar CD’s van deze groep gekregen – ik hoorde ze voor het eerst een jaar of 10 geleden op de VPRO-radio en hun energieke interpretaties bevielen me.

Toen ik las dat de Detroit Cobras in Vera kwamen optreden bedacht ik me geen moment en kocht gelijk twee kaarten. Zo kon ik samen met mijn goede vriend Gerhard van de gedreven uitvoeringen van zangeres Rachel Nagy en haar band genieten. Na afloop kon ik het niet nalaten nog even een blik in de kelderbar te werpen. Op het oog leek daar niets veranderd.

De Detroit Cobras spelen I Wanna Holler in Vera

4 gedachten over “VERA

    1. Ik zou willen zeggen: “mede te danken heb”….In de loop van je leven besef je dat er meerdere momenten aan te wijzen zijn waarop jouw leven en daardoor dat van je nageslacht aan een zijden draadje heeft gehangen. In de beschreven situatie was ik bepaald niet de “fittest”, maar wel een “survivor”. Inderdaad dankzij Jan Rozema. Dat het me nog zo helder voor de geest staat duidt wel aan dat ik het als een hachelijk moment ervoer en door paniek werd bevangen. Overigens doet jouw dankbaarheid mij goed, een teken dat je goed in je vel zit!

  1. Mooi verhaal, Cor. Het riep bij mij ook weer wat nostalgische herinneringen op.
    Wat het niet-kaalscheren van jou betreft: dat heb je deels aan mij te danken. In het jaar 64/65 maakte ik deel uit van het Sociëteitsbestuur van VERA. Na afloop van onze bestuursperiode stelden we ons als geheel beschikbaar voor de nieuwe Novitiaatscommissie (NC) en werden als zodanig geïnstalleerd. Als nieuwe NC wilden we het kaalscheren afschaffen. Daar moest de Algemene Vergadering (AV) over gaan beslissen. Wij, als NC, waren er inmiddels zodanig van overtuigd dat er een einde moest komen aan het kaalscheren, dat we dit als onvoorwaardelijke eis stelden: zou de AV daar tegen stemmen dan zouden we aftreden. En zo is het geschied – de AV was tegen afschaffen en wij traden af. Het jaar daarop werd het kaalscheren afgeschaft en mocht jij je prachtige haardos behouden.

    1. Dank voor deze aanvulling Wim. Ik bedacht tijdens het schrijven ook nog dat jij indertijd behoorde bij het rivaliserend dispuut Dorsequa…
      Het heeft de familieverhoudingen niet op scherp gesteld.

Laat een reactie achter bij C.Reactie annuleren