En zo keerde ik, nadat ik mijn “Waterloo” had gevonden, terug naar Glimmen. Ook het weer zat inmiddels tegen. Aan een naderende regenbui was niet meer te ontkomen. Omdat één van mijn broekspijpen door de duikeling in de plas toch al doorweekt was leek het mij zinloos alsnog mijn (nog nooit gebruikte) regenpak aan te trekken. Weer bij de spoorbaan aangekomen volgde ik de parallelweg in zuidelijke richting. De route voerde ook deels door een woonwijk en om mij op mijn locatie te oriënteren besloot ik maar eens mijn IPhone te consulteren. Daarop zag ik dat de batterij vrijwel uitgeput was.
Bij het verzenden van het laatste videofilmpje aan onze trouwste supporters was het mij al opgevallen dat dat vreselijk traag ging. Toen herinnerde ik me dat ik een melding had gekregen dat mijn maandelijkse datalimiet was overschreden. Berichten, foto’s en filmpjes versturen was nog wel mogelijk, maar alleen met een lagere snelheid. Kennelijk had dat een flinke portie van de batterijenergie opgeslokt. Ook zorgde de flink gedaalde temperatuur voor verminderde prestaties van mijn telefoon. Er zat dus niets anders op dan gewoon maar verder te fietsen in de hoop op richtingaanduidingen naar Zuidlaren te stuiten. Weldra passeerde ik dan toch het bord dat het einde van de bebouwde kom van Glimmen markeert en bevond ik mij op de weg die via Noordlaren en Midlaren naar Zuidlaren leidt. Omdat nu geen enkel contact met Jan mogelijk was besloot ik stevig door te fietsen om zo snel mogelijk Zuidlaren te bereiken.
In Zuidlaren aangekomen was mijn eerste zorg een horecagelegenheid te vinden waar ik een kop koffie kon drinken, mijn telefoon kon opladen en die, zeker niet minder belangrijk, gesitueerd was op een locatie langs het Pieterpad. Jan moest mij immers zonder moeite kunnen vinden. Daarom stalde ik de fiets voor Grand Café Zuidlaren. Ik had er nog een paar rugzakwandelaars zien passeren, dus leek het me dat op deze plek aan alle genoemde voorwaarden wel was voldaan.
Binnen in het café was een aantal al wat oudere muzikanten druk doende met het in gereedheid brengen van een podium waarop ze later op de dag kennelijk een concert zouden geven. Mij werd een tafeltje bij een stopcontact gewezen en zo kon ik om 13h47 Jan een berichtje sturen “Zit in Grand Café Zuidlaren”.
Na een klein half uurtje kwam Jan druipnat binnen. Ik kreeg meteen een flinke uitbrander. In zijn handen had Jan de stuurtas met daarin ook alle waardevolle spullen die ik heel onachtzaam onbeheerd op de fiets had achtergelaten. Ik beloofde beterschap.
Nadat Jan zijn doornatte kleren en schoenen verwisseld had voor drogere, kon hij zich te goed doen aan een consumptie met appeltaart. Andere voor een hardloper geschikte versnaperingen stonden niet op de kaart. Ik slaagde erin mijn datalimiet te verhogen, zodat ik in elk geval weer op de digitale snelweg mocht die me via de telefoon met de rest van de wereld verbindt.
Ondertussen werd onze conversatie af en toe overstemd door de soundchecks van de band. En konden we gniffelen om een ongetwijfeld klassieke grap van één van de muzikanten: “Jongens we moeten het podium weer afbreken; mijn plectrum is er achter gevallen”.
Bestudering van het vervolgtraject naar Rolde, de eindbestemming van deze etappe, wees uit dat we alleen nog een stukje in Zuidlaren gezamenlijk konden afleggen om daarna tot Gasteren elk onze eigen weg te gaan. Eerst wilde Jan in de plaatselijke Jumbo nog even zijn voedselvoorraad aanvullen. Terwijl ik buiten de winkel op Jan stond te wachten, werd ik door een gratis koffie van de supermarkt drinkende, enigszins morsige, man aangesproken met de vraag waar de reis naar toe ging. Later op de dag zou mij nog een paar keer uitleg gevraagd worden over wat mij er toe bewoog met zo’n zwaar beladen fiets in deze tijd van het jaar het Drentse landschap te doorkruisen.
Nadat ik de koffiedrinker kort over onze onderneming had verteld, vroeg hij mij welk beroep ik had uitgeoefend in mijn werkzame leven. Op mijn antwoord dat ik leraar wis- en natuurkunde was geweest, volgde van zijn kant een nogal warrig verhaal over computercursussen die hij gaf waarbij ineens Friese en Duitse woorden, waarvan hij vroeg of ik de betekenis kende, over het trottoir (een tafel was hier niet) rolden. Gelukkig was Jan met zijn boodschappen teruggekeerd en kon ik met de mededeling dat we weer verder moesten ons gesprek beëindigen. Maar niet nadat ik beleefd geweigerd had één van de handgeschreven visitekaartjes (zo noem ik ze gemakshalve maar) die hij uit de binnenzak van zijn jas tevoorschijn haalde met de kennelijke bedoeling zijn boodschap te verduidelijken, te accepteren. Ergens in de conversatie kwam IS ook nog langs, maar ik was er wel klaar mee.
Het Pieterpad ging verder over het terrein van de psychiatrische kliniek Dennenoord. Had onze gesprekspartner van even daarvoor daar misschien connecties mee, vraag ik mij nu af. Ik herkende het nog van een editie van het literaire festival “Zomerzinnen” dat daar een aantal jaren geleden plaatsvond. Van de daar toen deelnemende schrijvers, dichters en columnisten maakten Anky en ik nog een optreden mee van Nico Dijkshoorn, door hemzelf omlijst met gitaarspel, en een dramatisch slecht interview met Peter Middendorp, Volkskrant columnist, die net een boek over zijn recalcitrante jeugd in Emmen (“Vertrouwd Voordelig”) had gepubliceerd. De laatste had ook korte tijd op mijn school gezeten en was tijdens een excursie naar België wegens herhaald overtreden van gedragsregels samen met zijn toenmalig vriendinnetje door mij en mijn collega’s voortijdig op de trein naar huis gezet. Gelukkig is hij toch nog goed terecht gekomen.
Wij bereikten de andere zijde van de N34 en vandaar volgden wij ieder weer ons eigen traject. Jan bleef het Pieterpad volgen en ik reed Schipborg door tot ik een aanduiding van een fietsroute naar Gasteren bereikte. Ik aarzelde niet, ging meteen het fietspad op en werd beloond met een prachtige tocht door de Gasterse Duinen. Jan had dezelfde ervaring op zijn route. Vanuit het westen naderde een nieuwe regenbui, maar toen die mij bereikte was ik inmiddels in Gasteren gearriveerd. Ik kon beschutting zoeken bij een kleine overkapping voor de ingang van een pannenkoekenboerderij. Een tweetal dat daar naar binnen wilde toonde alle begrip dat ik de toegang iets moeilijker bereikbaar had gemaakt, zeker na mijn uitleg van het doel van mijn reis.
Toen de bui overgedreven was plaatste ik mijn fiets tegen de paal van een wegwijzer en bestudeerde in afwachting van Jans aankomst de plattegrond van de knooppuntenroute zodat ook ik het laatste stuk van die dag naar Rolde efficiënt kon afleggen.
Er naderde een jongen op een terreinfiets die eveneens geïnteresseerd was in de knooppuntenroute maar ook, vanwege de bepakking op de fiets, in mijn reisdoel. Op dat moment voegde Jan zich bij ons, hetgeen meteen mijn rol in Jans project verduidelijkte. Eveneens konden zij nog als doorgewinterde fietsers enige ervaringen uitwisselen (of verzin ik dat achteraf..?).
Om niet te veel af te koelen vervolgde Jan na korte tijd zijn tocht en stapte ook ik weer op de fiets. De dag was al aardig gevorderd en we wilden voor het invallen van de duisternis het hotel in Rolde bereiken.

Na korte tijd moesten wij opnieuw opsplitsen. Jan sloeg na een paar honderd meter rechtsaf en ik nam een paar kilometer verderop het fietspad door het Balloërveld. Het bleek een fascinerend open landschap waarbij ik er bewust niet voor koos de kortste route naar Rolde te nemen. Er kwam mij zowaar nog een tegenligger tegemoet: de mountainbiker die ik al in Gasteren had ontmoet. Met Rolde in zicht begon ik wat last te krijgen van één van mijn knieën. Maar gelukkig vond ik het hotel waar Jan een kamer gereserveerd had vrij snel en kon ik vast inchecken. Ik kreeg een sleutel van een garage waar ik de fiets voor de nacht kon stallen. Ondertussen was Jan ook gearriveerd en installeerden we ons op de ons toegewezen kamer. Natte kleding werd opgehangen, droge aangetrokken, waarna we de plaatselijk Chinees bezochten om ons tegoed te doen aan een welverdiende maaltijd.

Teruggekeerd op onze hotelkamer vielen we vrij spoedig moe, maar voldaan in slaap.