Het is onze voorlaatste dag in Tanzania als wij begeleid door personeelsleden omstreeks zes uur in de ochtend van onze tent naar de centrale ontmoetingsplaats worden gebracht. Al is het nog donker, de eerste vogel zingt al. De Morning Thrush (Gevlekte Palmlijster) vervult hier de rol van onze Merel in het voorjaar: het is de luid voor zonsopgang zingende boodschapper van de dageraad. Het gehuil dat we enkele uren daarvoor meermalen in de buurt van onze tent hoorden was afkomstig van Hyena’s. Dat interpreteer ik dan maar als “blijf nog maar even liggen”.
Het wordt weer een lange safari, want om bij de krokodillen te komen moeten we een flink stuk rijden. Gelukkig is er onderweg gelegenheid voor een sanitaire stop: bij de Grumeti Airstrip waar we vandaag langs zullen komen zijn toiletten (“bathrooms” zeggen de gidsen), een faciliteit die in de jeeps ontbreekt. Soms zet de gids de safari-auto stil om naar de achterzijde te lopen en daar, in de woorden van Ian, zijn territorium af te bakenen.
Ian staat ons al op te wachten, maar tot onze verwondering zijn Lynn en Steve er nog niet. Zij geven de voorkeur aan een andere invulling van de dag. Wellicht zien ze op tegen een lange safari, maar misschien zijn ze toch ook liever op zichzelf. Ook bij het diner kiezen ze voor afzondering, terwijl wij dan juist graag met tafelgenoten ervaringen uitwisselen. Zo spraken wij de vorige avond een echtpaar uit Texas. Wim en Puck, puttend uit hun reiservaring in die contreien, vroegen zich af hoe het is om daar altijd in zo’n verstikkend warm klimaat te moeten leven. Maar zij verzekeren ons dat ze er dankzij airconditioning, binnenshuis en in auto’s, prima mee uit de voeten kunnen.
Hoe het ook zij, we gaan weer gedrieën met de gids op safari-pad.
Het is nog zo donker dat Ian bij ons vertrek de lichten van de auto ontsteekt. Toch zie ik korte tijd later in de ochtendschemering voor ons een vogel wegvliegen. Ik heb zo het vermoeden dat het wel eens een Griel zou kunnen zijn. Vroeger was het in Nederland een broedvogel van de duinen, maar ik ken de Griel alleen van foto’s en afbeeldingen in vogelboeken. In ons land worden deze vogels alleen nog sporadisch op trek gezien. Als ik Ian vraag of hij de wegvliegende vogel ook heeft herkend, antwoordt hij: “Yes, it’s a Thick-knee“.
Bingo! Een paar dagen daarvoor had ik in het vogelboek aan boord van de jeep al afbeeldingen van Grielen gevonden en zag dat de Engelse naam Thick-knee is. Nu staan er vier soorten Grielen in het vogelboek, waarvan er drie voor waarneming in aanmerking komen op de plaats waar wij ons op dat moment bevinden. Voor de vierde moet je in Senegal zijn. Maar met de juiste constatering dat het een Griel is ben ik ruimschoots tevreden.
De zon is inmiddels al weer op als we in de buurt van de brug over de Grumeti komen. We zien een Impala orde op zaken stellen in zijn harem.
Nog voor we de rivier bereiken trekt een grote groep Kafferbuffels (alternatieve naam voor de Afrikaanse Buffel) onze aandacht. Zo’n kudde wordt in Afrika ook wel een “obstinacy of Buffalo” genoemd. Het zijn zeer sociale dieren die het voor soortgenoten uit de groep opnemen als ze in gevaar zijn. Hun gezichtsvermogen is slecht, het gehoor matig, maar met hun reukvermogen is niets mis. Dat slechte gezichtsvermogen is misschien een verklaring voor de wezenloze blik waarmee ze ons telkens weer aanstaren.
Aan de andere kant van de Grumeti komen we na verloop van tijd in een boomloos landschap waar een leeuwengezin zich in alle rust lijkt voor te bereiden op een nieuwe dag.
Als we de route vervolgen krijgen we ineens Afrikaanse Elanden in het vizier. Ze zien er heel anders uit dan de Elanden uit Noord-Europa. Ze worden ook wel Eland-antilopes genoemd en zijn genetisch niet verwant aan de Elanden van het Noordelijk Halfrond. Het zijn wel stijlvolle lopers als ik ze zo in gestrekte draf in de verte zie rennen. Maar ze maken op mij wel een schuwe indruk.
Hier ter plaatse merken we ook een Secretarisvogel op. Twee dagen geleden zagen we een Gier het nest van een Secretarisvogel plunderen, maar de vogel zelf hadden we nog niet gezien.
Over de oorsprong van de naam van deze roofvogel, die zelfs slangen eet, bestaan verschillende lezingen. Ian zegt dat het verzetten van de poten tijdens het voortbewegen doet denken aan het typen van een secretaris. Eén van onze vorige gidsen verklaarde dat de veren op de kop gelijkenis vertonen met de wijze waarop secretarissen vroeger de ganzenveer als ze niet schreven achter hun oor staken. In een poging de juiste verklaring te achterhalen stuitte ik op een recentere hypothese dat de naam afgeleid is van het Arabische saqr-et-tair, “jachtvogel”. De lezer mag kiezen…
Foto’s van een eenzame Hyena en een groepje Elanden, met een mannetje Impala erbij en een paar Zebra’s op de voorgrond geven een indruk van het weidse landschap waar we door rijden.
De Grijze Kroonkraan, we zagen deze eerder in Central Serengeti, is een nationaal symbool van Oeganda. Zowel op de Oegandese vlag als op het wapen van Oeganda staat deze soort afgebeeld. Maar gelukkig is deze prachtige Kraanvogel ook hier te zien.
Als we de locatie die Ian voor het ontbijt op het oog heeft bijna bereikt hebben, stuiten we nog op een ongeorganiseerde groep “Wallabies”. Zo’n groep wordt ook wel een “implausibility“👈 genoemd. Voor meer bizarre aanduidingen van groepen wilde dieren in Afrika kun je op het woord implausibility in de vorige zin klikken.

Op de “picknickplaats” trek ik mijn capuchon over het hoofd om in elk geval mijn nek te beschermen tegen onverhoedse aanvallen van hinderlijke insecten. Puck doet dat met een kleurig sjaaltje.

Ian constateert tijdens het klaarzetten van het ontbijt, dat de linker achterband van de jeep lek is. Voor we ons op het eten en drinken storten gaat hij eerst de band verwisselen.
Ians onverslijtbare schoenen met zolen gemaakt van autoband
Als gids moet je van alle markten thuis zijn. Tijdens de bandenwissel ontdek ik op mijn vinger iets wat verdacht veel op een teek lijkt. In de EHBO-trommel zit geen speciaal pincet om teken te verwijderen, maar met behulp van de wel aanwezige schaar slaagt Ian er in het beestje los te peuteren. Met het aanbrengen van wat vloeistof ter ontsmetting wordt de operatie succesvol afgerond, waarna we beginnen met het zeker voor Ian welverdiende ontbijt.
Onze volgende stop is bij een poel met rondom een grote variëteit aan dieren. Erin zien we een Nijlpaard, rondom een “Pride of Lions“, in de bomen een kolonie Zwartkopreigers (Black-headed Herons) en Dwergbijeneters (Little Bee-eaters) bij hun nestholtes.
A pride of Lions
Dwergbijeneters bij nestholtes
In het gebied rondom de poel staan ook diverse bomen waarin wevervogels, in het bijzonder de Lesser Masked Weaver (Kleine Textorwever), hun nesten hebben gebouwd. Af en toe vangen we een glimp van deze goudgele vogels op. Het is duidelijk dat ze in kolonies broeden.


We besteden nog wat tijd aan het determineren van de Palmtortel (Laughing Dove) die op de grond voedsel zoekt en vervolgen dan de route.
Bij de nadering van de Grumeti Airstrip komen we langs een kolonie Bavianen. Het is een druk stel dat zich prima lijkt te vermaken.
Bij de Grumeti Airstrip waar we korte tijd halt houden voor een sanitaire stop vliegen diverse vogelsoorten die we nog niet eerder zagen rond. In de slotaflevering kom ik daar op terug.
Op verschillende plaatsen, doorgaans startpunten van excursies, zijn collecties te zien van de verschillende soorten geweien, schedels en andere restanten van gesneuvelde dieren. Hier demonstreert Ian hoe hij er met een gewei uitziet.

Dan bereiken we een waterval in de Grumeti. De weg stopt er abrupt. Aan onze rechterhand zien we een Nijlkrokodil (Nile Crocodile) die een vis tussen zijn kaken vasthoudt. Eigenlijk zien wij de vis eerst en pas daarna de krokodil.
Een Afrikaanse Nimmerzat (Yellow-billed Stork) staat erbij en kijkt begerig naar de vis. (Dat doet mij, terwijl ik dit opschrijf ineens aan mijn tante Anna denken. Zij was, samen met haar schoonzus – mijn tante Luurtske – eens op bezoek bij oom Sjoerd en tante Haitske. Mijn oom ging graag vissen en had een groot exemplaar gevangen dat hij tante Anna aanbood. Waarop deze zei: “Geef die maar aan Luurtske”. Toen ik haar later vroeg waarom ze oom Sjoerds aanbod ten gunste van tante Luurtske had afgeslagen vertelde ze: “Ik zág haar wel begerig kijken….”)
En dan gebeurt er dit:
Een Reuzenreiger (Goliath Heron) lijkt succesvoller, zeker als hij Wims advies opvolgt..
Maar dan….
Aan de andere kant van de rivier waar de weg verder loopt zijn inmiddels ook safari-auto’s verschenen. We vragen Ian enigszins bezorgd om het niet in zijn hoofd te halen de rivier hier langs het randje van de waterval over te steken. Hij stelt ons gelukkig gerust dat geen haar op datzelfde hoofd eraan denkt zo’n kamikaze-actie te ondernemen. Met Nijlpaarden in het water aan de bovenloop van de waterval en Krokodillen onderin de rivier aan de andere kant is het onverantwoord zo’n huzarenstuk te ondernemen. Een Nijlpaard hoeft maar even de jeep aan te tikken en de gevolgen zijn niet te overzien.

Plotsklaps verschijnt naast ons een andere safari-auto. De inzittenden kijken net als wij wat rond. Dan start de gids de motor opnieuw en in plaats van rechtsomkeer te gaan rijdt hij langs het randje van de waterval naar de overkant. Verbluft staren we ze na. Tot onze opluchting bereiken ze ongeschonden de overkant.
Het blijft niet bij deze ene waaghals. Terwijl Wim nog wat filmt zien we het volgende:
Ian maakt nog een praatje met de gids over de technische details van de voorwielaandrijving waardoor zijn jeep goed uitgerust is voor zo’n oversteek. Maar het is zeer twijfelachtig of het voertuig bestand is tegen een ongecoördineerde beweging van een Hippo. Wij gaan gelukkig rechtsomkeer om op een andere plek langs de oever te lunchen.
Met uitzicht op Nijlpaarden in de Grumeti, een foeragerende Nimmerzat en een stel duttende krokodillen op de glooiende oever aan de overkant, lunchen wij niet te dicht aan de rand van de loodrechte oever aan onze zijde. Vanuit het water hebben we zo niets te vrezen. Al spert een Nijlpaard zijn hongerige muil wijdopen.
Het zit Ian nog steeds niet lekker dat we tijdens de safari’s met hem geen Luipaard zijn tegengekomen. Op onze terugweg lukt het nu wel, al is het in een flits. Zodra we de boom naderen waarin Ian het dier ontdekt vlucht deze naar nabijgelegen struikgewas en laat zich niet meer zien. Ook in deze contreien zijn Luipaarden vanwege bejaging erg schuw. In de zojuist verlaten boom ontdekken we wel zijn prooi: een Gnoe.

Al rijdend volgen ontmoetingen met Giraffes, Zebra’s en een indrukwekkende groep Leeuwen. De volgende beelden spreken voor zich.
Nadat we uitgebreid hebben stilgestaan bij deze leeuwenfamilie rijden we flink door. Onderweg nog steeds over een prachtige savanne, langs een boom vol leeuwen en vlak voordat we weer de brug over de Grumeti bereiken voorbij een plas met een flink aantal Nijlganzen.
Het is onze laatste, opnieuw zeer geslaagde trip met Ian. Hij zal voor het avondeten het schema van ons vertrek uit de Serengeti de volgende dag uiteenzetten.