Naar de Westfjorden

In ons reisschema van Borgarness naar de Westfjorden is een bootreis van twee en een half uur opgenomen. Vanuit de havenplaats Stykkishólmur vaart dagelijks een veerboot naar Brjanslækur aan de overzijde van het fjord Breiðdafjördur. Het bespaart ons een omweg langs het fjord en is tegelijkertijd een welkome afwisseling van de autoritten.

Op weg naar Stykkishólmur maken we een korte stop bij een parkeerplaats voor een paar foto’s.

We kunnen er ook niet te lang stilstaan, want we moeten ons tenminste een half uur voor de vertrektijd aansluiten bij de wachtrij voor de boot. Daar aangekomen hebben we voldoende tijd om nog een paar plaatjes te schieten.

Links van ons hebben we zicht op de haven, aan de rechterkant kijken we tegen een imposante rotswand met fraaie roestbruine tinten aan.

Voordat Wim met de auto de boot op mag, moeten Puck en ik aan stuurboordzijde via de loopplank voor passagiers aan boord gaan. Als Wim zich later bij ons voegt vertelt hij dat rederij Doeksen hier nog wat kan leren over efficiënt parkeren op een boot. Elke vierkante meter bodemoppervlak wordt maximaal benut. De bestuurders van de auto’s die als laatste oprijden en de rij vormen die als eerste bij aankomst afrijdt kunnen nog net in- en uitstappen. Al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ook op de veerboot naar Terschelling de passagiers uit moeten stappen voordat de bestuurders naar de beoogde plek op het autodek worden geloodst.

Onder de opvarenden bevinden zich nogal wat toeristen met indrukwekkende telelenzen op hun camera’s. Het is duidelijk dat we op weg zijn naar een gebied waar vogelaars en spotters van zeezoogdieren hun hart kunnen ophalen. Voor we naar het bovendek gaan horen we van een Nederlandse vogelaar dat we bij de overtocht al Papegaaiduikers kunnen treffen. Later spreek ik een Vlaamse die mij vertelt dat ze met een clubje van zes amateurfotografen een rondreis maken. Zij kan me helpen als ik op een gegeven moment per ongeluk een instelling op mijn nieuwe camera heb veranderd en het me niet lukt die te herstellen. Er is iemand bij haar groepje die hetzelfde type heeft, maar het is zelfs niet nodig zijn hulp in te roepen. Dat is het mooie van mensen met gelijkgestemde interesses: je hoeft niet altijd handleidingen of een determinatiegids te raadplegen om antwoorden op vragen te krijgen.

Bij het verlaten van de haven zien we meteen al enkele van de vele (meest onbewoonde) eilandjes in het 125 km lange en 50 km brede fjord: Breiðdafjördur👈.

Gedurende de gehele overtocht stuiven Papegaaiduikers bijkans rennend over het water alle kanten op bij de nadering van de veerboot. Ze doen hun naam eer aan door regelmatig onder de waterspiegel te verdwijnen. Het is een hele uitdaging ze te fotograferen.

Bij de Noordse Stormvogels die het schip volgen lukt het beter. Voor mij een soort die ik voor het eerst in levende lijve zie en me alleen al daarom een opgetogen gevoel geeft. Bovendien ontstaan er op het water in het kielzog van de gestaag opstomende boot prachtige interferentiepatronen. De Vlaamse wijst me op de fraai vervormde weerspiegelingen van de laag over het water scherende Noordse Stormvogels.

We hebben dan het eiland Flatey waar tijdens een korte tussenstop enkele passagiers en wat goederen van boord zijn gegaan al achter ons gelaten. Mij boeiden in het haventje vooral de Zwarte Zeekoeten en een moeder Eider met kuikens. De eerstgenoemde soort zie ik voor het eerst, een paar Eiders zag ik vorige maand op het Wad omringd door een stuk of twintig nakomelingen zwemmen.

Flatey heeft volgens Wikipedia vijf vaste bewoners en is het grootste eiland in het fjord Breiðafjörður. Feitelijk omvat het 40 kleine andere eilandjes en rotsen in zee. Zoals de naam al suggereert is Flatey een vlak en laag eiland. De Lundaberg aan de noordoostzijde is het hoogste punt. Zelf is Flatey ongeveer 2 kilometer lang en 500 meter breed.

Het grote aantal Noordse Stormvogels dat de veerboot volgt geeft mij ruimschoots gelegenheid me te bekwamen in het fotograferen van vogels in de vlucht.

Noordse Stormvogels hebben een opmerkelijke snavel. Er zitten een paar neusbuisjes op waarmee ze prima kunnen ruiken. Tevens gebruiken ze het als wapen om belagers onder te spuiten met stinkende maagolie. Zeelui noemden de Noordse Stormvogels vroeger Mallemokken. Zijn Latijnse naam Fulmar Glacialis betekent “stinkmeeuw van de ijsgebieden”. Gelukkig voelen ze zich hier kennelijk niet door ons belaagd. Ik heb tenminste niets geroken. Hun verdedigingsmechanisme wordt waarschijnlijk hoofdzakelijk ingezet bij hun broedplaatsen.

Er bestaat een theorie dat de neusbuisjes Noordse Stormvogels in staat stellen minieme drukverschillen te registreren. Dit zou hen dan helpen bij hun efficiënt gebruik van de luchtstroom boven de golven tijdens het vliegen. Al is mij niet bekend of deze hypothese in de wetenschappelijke literatuur is bevestigd.

Nadat we zijn aangekomen in Brjánslækur volgen we enige tijd de kustlijn waarna we een bergrug oversteken. Zo komen we bij een parkeerplaats aan het fjord Patreksfjörður. Daar ligt het restant van de Garðar op het droge te verroesten. Het is het oudste stalen schip van IJsland en werd ingezet bij de walvisjacht. Nadat het in 1981 uit de vaart is genomen is het hier als bezienswaardigheid achtergelaten.

De Garðar is in hetzelfde jaar als de Titanic te water gelaten, maar heeft het dus aanzienlijk langer uitgehouden.

We steken opnieuw de bergrug over, op zoek naar Rauðasandur (“Roodstrand”) met haar kenmerkende goudgele stranden. Zulke stranden zijn op IJsland een bijzonderheid omdat het zand op de meeste zandvlaktes overwegend zwart is.

Om er te komen moeten we 10 kilometer lang de steile hobbelige smalle weg 614 volgen. Sommige automobilisten noemen het de meest angstaanjagende weg van de Westfjorden. We kunnen ons daar wel iets bij voorstellen. We moeten er niet aan denken naast het pad te belanden en vrezen de (gelukkig schaarse) tegenliggers op dit traject. In elk geval ben ik vooralsnog blij met mijn rol als bijrijder.

Bij het naderen van het zeeniveau worden we beloond voor onze moed. Wim zet op een breder gedeelte de 4WD aan de kant. Vanaf die plek hebben we een mooi uitzicht op de stranden.

Beneden aangekomen kunnen we eventueel nog doorrijden naar een camping verderop om vandaar een strandwandeling te maken. Maar uiteindelijk zullen we hoe dan ook dezelfde weg terug moeten volgen. Min of meer noodgedwongen kiezen we voor de laatste optie. Als Wim de auto wil herstarten weigert de motor dienst. Meerdere pogingen volgen zonder succes. We begrijpen er niets van en ook het vuistdikke instructieboek biedt geen soelaas. We staan op het punt de hulplijn te bellen als Wim het nog één keer probeert. Tot onze opluchting gaat het nu goed. Achteraf realiseert Wim zich dat hij de startknop vanuit een verkeerde uitgangspositie bediende. Zo blijkt weer eens dat alleen praktijkervaring helpt om vertrouwd met de bediening van een ander type auto te raken.

We rijden nu dus terug. Klimmen voelt toch relaxter dan dalen. In de tegengestelde richting is rijden op het dalende traject van de 614 een aanzienlijk minder beangstigende ervaring. Scherpe haarspeldbochten ontbreken, steile hellingen vlak langs de weg eveneens. Als passagier heb ik tijdens de rit ook meer oog voor de prachtige vergezichten. Een soort autokerkhof voor graafmachines en bulldozers markeert de aansluiting van de 614 op de 612, een aanzienlijk betere weg.

Via de 612 rijden we terug naar de aansluiting op weg 62 aan het begin van het fjord Patreksfjörður. Deze weg volgen we westwaarts langs de andere oever tot die vlak voor het plaatsje Patreksfjörður via een scherpe bocht overgaat in weg 63. Die leidt ons uiteindelijk naar de eindbestemming van vandaag: een guesthouse in Bíldudalur.

Het is een ontspannen rit over een verkeersluwe weg. We kunnen volop van het landschap genieten. Ik besluit een stuk van de rit met mijn Sony RX 40 te filmen.

Filmpje!

Mijn volgers die de moeite hebben genomen het filmpje in zijn geheel af te spelen zullen hebben gemerkt dat ik ongeveer na een minuut de beelden live van commentaar ging voorzien. Met mijn medereizigers ontspint zich tijdens de volgende opname een discussie of dat niet door een passend muziekje vervangen moet worden. Ik kies voor het origineel zodat de lezers van mijn blog hun eigen oordeel kunnen vellen.

Blik op de weg!

De waterpartijen waarvan we een glimp opvingen zijn bij nader inzien stukjes van de fjorden Tálknafjörður en Arnarfjörður. Aan de zuidoever van het laatst genoemde fjord ligt Bíldudalur.

Bíldudalur is maar een klein plaatsje maar de accommodatie waar voor ons kamers zijn geboekt blijkt lastiger te vinden dan verwacht. Voor we het weten zijn we Bíldudalur al weer uit. De naam van de straat waar we doorheen reden verschilt van die van het opgegeven adres. Evenmin hebben we naambordjes naar zijstraten gezien. Rest ons niets anders dan om te keren en een paar bouwvakkers die aan het werk zijn met een omheining de weg naar het Guesthouse te vragen. Als Wim ernaar vraagt wijst één van hen naar het pand achter hem waar met grote letters Gistihúsið við Höfnina op staat. “Is that building a guesthouse?” vraagt Wim vanachter het stuur. Waarop de man hem wijst op het woord GUESTHOUSE dat met iets minder grote letters eronder is geschreven. Wim probeert zijn gezicht nog te redden door te doen alsof hij wilde weten of de man hem wel begrepen had. Kortom, we voelden ons weer eens heel dom.

Op de onbemande balie vinden we briefjes met onze namen en de sleutels van de ons toegewezen kamers. Het mag er dan aan de buitenkant enigszins onooglijk uitzien, binnen ziet het er allemaal zeer netjes en verzorgd uit. Vanuit het kamerraam heb ik uitzicht op het haventje.

Nadat we ons gesetteld hebben lopen we nog even via een trapje naar het haventje. Voordat we gaan eten bij een cafeetje iets verderop kijken we ook nog bij een monumentje op een pleintje voor de plaatselijke kerk. De deur naar de kerk zit op slot.

Op het terras van het cafe is het gezellig druk. We vinden een plekje in de zon. Bij een zomerse temperatuur eten we buiten.

4 gedachten over “Naar de Westfjorden

  1. Het was een genoegen om weer even mee te mogen reizen. In het begin deel heb ik vooral genoten van de vele tinten grijsblauw en blauwgrijs. De daarna volgende foto’s van de weg en de omgeving waar hij zich doorheen slingert zijn ook erg mooi.
    Maar de filmpjes zijn toch wel de max. Alsof we naar het programma ‘De gevaarlijkste wegen van de wereld’ zitten te kijken. Zou inderdaad zonde zijn geweest om het originele geluid te vervangen door muziek.

    1. Dank je Jan, mooi dat je het met me eens bent. Het is ook leuk zo via de foto’s en filmpjes de reis opnieuw te beleven. Het vergt wel enige tijd om het beeldmateriaal te orden. Maar nu de vakantie voorbij is heb ik er meer tijd voor😉‼️

  2. Nou ik heb genoten van de reis :-), maar die haarspeldbochten, zelfs achter de computer doe ik het in mijn broek…. Wat is het toch een apart landschap, geweldig mooi. De noordse stormvogels zijn ook prachtig zeg! Ja, in de winter met sneeuw zie je alleen wat geels uitsteken langs de weg en daar moet je wel tussen blijven… Dank voor het delen! Zo was ik er weer even.

Geef een reactie